Met veel plezier schuiven we aan bij het Nibud om te horen hoe zij omgaan met een van de problemen die we in de afgelopen bijeenkomsten hebben vastgesteld; de economische kwetsbaarheid van de middeninkomens.
In totaal hebben dit keer een mooie groep aanwezigen met verschillende achtergrond van design tot journalistiek tot activistisch onderzoeker.
We houden in grote lijnen de volgende agenda aan:
Na de introducties gaan we in op de kwestie van de ‘precarisering’ van de middeninkomens. Daarbij nemen we een artikel van de Groene als kapstok en krijgen we aanvullingen van aanwezigen.
Een eerste reactie gaat over het ontstaan van de schuldenindustrie en de achterliggende verschuiving in de wijze waarop met geld wordt omgegaan. Verwendheid wordt als trend genoemd. Het is steeds belangrijker alles te kunnen hebben en om dat ook te kunnen bekostigen wordt alles op afbetaling gekocht. Onderzoek bij Nibud naar jongeren laat zien dat lenen als concept niet meer bestaat. Er wordt geen geld tijdelijk uitgeleend, het gebruik maken van bijdragen van anderen is een manier van leven. Een ander merkt op dat dit op zich ook op een andere manier gezien kan worden. Het mein-und-dein met geld is minder aanwezig, er is een collectief gedreven verkrijgen van spullen.
Toch blijft het de vraag of het een goede ontwikkeling is. Iedereen zit vast in een uitgavenpatroon. De gewoonte om alles te kopen zonder de consequenties direct te voelen. Daarbij zijn allerlei maatschappelijke veranderingen die dit versterken. De overheid draagt er sterk aan bij door het studieleenstelsel te introduceren en zo al vroeg de waarde en gevolgen los te koppelen.
Het ‘nu’ is dominant, merkt iemand op. Je verwacht dingen direct te krijgen. Dat zit in alles. Van Netflix tot Spotify. De belang van de toekomst vervalt. (Daarbij valt ook nog op te merken dat de business modellen van platformkapitalisten baat hebben bij verslaving.) Pensioen is dan ook geen ding meer voor jongere groepen. Voor hun bestaat het niet.
Als daar dan een discussie over ontstaat is er sprake van een ‘eigen schuld-frame’ waar iedereen zelf verantwoordelijk wordt gehouden als onverantwoord met geld wordt omgegaan. Bij de laatste zeepbel—de vorige crisis—kwam dit al naar boven. Langzamerhand zijn alle reserves weg, de zeepbel van nu heeft daarmee potentieel een veel grotere impact. De inkomenskant staat daarbij stil, blijkt ook uit de analyses van Nibud. Een interessant fenomeen is hoe de vermogenspositie is gekoppeld aan schuld. Een groter huis wordt gezien als groter vermogen, maar is eigenlijk een grotere schuld.
Problemen komen vooral doordat voorspelbaar en voldoende inkomen er niet meer is, de vaste basis is er niet meer. Variabel inkomen is de facto standaard. Sprokkel-inkomen wordt het ook wel genoemd. Niet alleen bij de ZZP’ers maar ook bij de mensen met meerdere baantjes.
Onderzoek naar MBO jongeren door Nibud wordt aangehaald. Ze wonen thuis, lopen stage, hebben weinig lasten en extra inkomsten. Gevolg is het ontstaan van een gebrek aan kennisontwikkeling over geld.
Iemand geeft aan dat er grote bewegingen aankomen met verregaande automatisering van banen. Dan zal de zeepbel barsten. Vraag: heeft de crisis invloed gehad op de drang tot uitgaven voor steeds het nieuwste van het nieuwste? Nibud ziet het teruglopen. Vooral autobezit. Alleen krijg je nu private lease, wat niet per se beter is. In tegendeel. Er zijn nog steeds veel incentives vanuit de markt dus. De vanzelfsprekendheid van inkomensgroei is echter minder. Het toekomstbeeld over inkomen is minder positief. Mensen leven een middenklasselifestyle maar dan op de rand van armoede. Het aantal schuldenaren met middeninkomens wordt steeds groter.
Praten over geld is daarbij nog steeds een taboe. Het wordt niet verwacht van iemand uit de middenklasse dat er financiële problemen zijn. De opleidingen stroken ook niet met het perspectief. De opleiding is gericht op baanzekerheid, maar per saldo is het ZZP waar je in belandt. (Merk ook op hoe het ‘eigen schuld’ frame bijdraagt aan terughoudenheid om ervaringen uit te wisselen met anderen, en daarmee de kans op solidariteit en mobilisering verminderd.)
We hebben het over precarisering. Dat gebeurt nu dus ook bij lage inkomensgroepen, maar het loopt op naar de middengroepen. En ook bij 55+ die werkloos worden en ZZP’er moeten worden. Het bestaan van het precariaat is duidelijk, precariseren als proces is heel moeilijk te kwantificeren. Hoe meet je groeiende onzekerheid?
Het gevaar ontstaat dat groepen tegen elkaar op worden opgezet. Bewustzijn van je eigen positie en daarover durven te praten is een belangrijke manier om dat tegen te gaan.
We spreken over de interventies van het Nibud. Deze zijn veel gericht op jongeren. Ze gaan over leren omgaan met geld, educatie. Zie bijvoorbeeld de vuistregels Check Plan Spaar. Waarbij je leert om 10% van je inkomen weg te zetten voor later. De interventies vinden plaats via trainers en budgetcoaches. Research naar het effect is ingewikkeld voor Nibud omdat het lastig is een groep de interventie niet te geven. Op de vraag of ze uit ervaring ideeën hebben over wat beklijft en wat niet komt het antwoord “herhaling”. En een mix van interventies. Op verschillende manieren. Lagere groepen vinden online bijvoorbeeld nog steeds lastig en zijn daar moeilijker te bereiken.
We spreken over een ander project, Startpunt Geldzaken. Dit wordt beschikbaar gesteld via gemeenten en kan online gedaan worden. Het is daarmee minder goed toegankelijke voor lagere inkomensgroepen. Daardoor bereikt het niet altijd de doelgroep. De tool is daarbij maar een onderdeel, het is een systeem dat ook bij thuisadministratie hulp biedt. Hopelijk bereikt het via-via de doelgroep wel. Want nu kennen ook geschikte doelgroepen het niet. Meer bekendheid via de hulpverleningsketen, daar moet het op worden ingericht. Nibud heeft zich de laatste jaren meer en meer gericht op een strategie van train-de-trainer in plaats van directe dienstverlening aan personen. Bij het Nibud is zelfredzaamheid als missie losgelaten. Het zelf is er er uitgehaald. Sommige groepen zullen het nooit worden. Geholpen zelfbediening is dan de manier.
De kosten van schulden zijn erg hoog. Hier ligt een kans om een economisch model te koppelen aan het voorkomen van de schulden.
Precariteit gaat tot de top. De gelaagde maatschappij bestaat niet meer. Niet alleen meer hulp bieden voor de laagste klassen, ook hulp bieden hoe je als middenklasse vermogen opbouwt om weerbaar te worden, zijn en blijven. Zo komt er volgend jaar bijvoorbeeld een geldplan voor aanvullend pensioen.
Moet het besef van vermogen niet in het onderwijs, is een vraag die wordt opgeworpen.
Eigenlijk wel. Een studie kost 58k, bij een stel heb je dan aan het begin van je werkende carrière 116k schuld.
Daarbij komen de ouders nog uit de tijd dat er collectieve systemen waren en beseffen niet de consequenties in het nu waar deze zijn afgebroken.
Als we nadenken over de oplossingen komen verschillende richtingen aan de orde. De vraag is hoe we dit gaan doen. Moeten we weer terug naar een andere vorm van collectiviteit?
Wat kan de techscene doen aan het probleem? Waarin kan ze helpen? Techwerkers worden nu nog vaak gemotiveerd om systemen te maken die het meest opleveren voor de organisatie waar ze werken. Dat leidt tot de verkeerde impulsen. Zorgen dat er een andere motivatie komt die niet gaat over het beste de bezoeker verleiden, maar dat het gaat om betere producten, en een mensgerichte oplossing, dat zou een van de aandachtspunten kunnen zijn. Het aanjagen van een protestbeweging bij ontwerpers die niet meer willen werken voor de foute motivaties. We kunnen misstanden zichtbaar maken. Een podium bieden aan whistle blowers. Acties zoals Lekker Dier zijn een mogelijke inspiratiebron. ‘Naming and shaming’ werkt.
Bij techwerkers is een ethisch bewustzijn nodig. We kunnen systemen zichtbaar en inzichtelijk maken voor onszelf en anderen. De vraag rijst of dit vanuit een nieuwe instantie moet ontstaan, of meer op de werkplekken zelf. We neigen naar het laatste.
De Correspondent wil bijvoorbeeld zelf een blinde vlek op internet zijn. Maar ze lopen er al wel tegen aan dat de concurrentie het niet doet. De aanpassingen die ze hebben gedaan kosten geld. En je niet alleen kunt opereren. Met dergelijke acties benadeel je jezelf in economische zin. Het is de vraag of er niet andere—niet-financiële—meerwaardes meer zichtbaar te maken zijn. Dat doet denken aan het hier wel eens eerder besproken common good balance sheet. Is dat een manier?
Een omkering is in ieder geval nodig. De wereld is te complex geworden om alles maar op zelfredzaamheid te gooien. De burger en de burger als collectief moet de middelen in handen krijgen om de strijd te kunnen voeren.
De vraag is, wat moeten we er aan doen? Wie kan er wat aan doen? Nibud met z’n ruwweg 30 medewerkers? Wat kan er in de plaats komen van oude collectieven? (Of richten we ons liever op het nieuw leven inblazen van oude instituten?)
Vroeger waren er meer organisaties, een maatschappelijk tussenveld, kleine organisaties die handelden in het maatschappelijk belang in plaats van het belang van de aandeelhouders. Vroeger waren bedrijven er (soms) zelfs voor de leden, een Rabobank wordt als voorbeeld genoemd; er heeft een verschuiving plaats gevonden van de waarde voor het collectief naar de waarde voor de aandeelhouder.
Is een recensiesysteem de oplossing? Dat kan praktisch en toepasbaar zijn. Wat we moeten maken is omgekeerde conversie optimalisatie. Een volwaardig tegenorganisatie. Desintermediëren als model, commons based.
Het kan goed werken als we op zoek gaan naar de plekken waar de collectiviteit nu al bestaat. Denk aan de whatsapp buurtpreventie, en andere bestaande online fora. Dit nieuw collectief is vaak gericht op hogere groepen in de samenleving. De spreekwoordelijke bakfietsouders.
Wat is het doel van het collectief? Bijvoorbeeld, houd gezamenlijk een persoon uit de schulden.
Crowdsourcen als een soort Nederlandse Kiva (micro krediet). De vraag wordt opgeworpen of het ondersteunen anoniem moet zijn? Of juist niet, de zichtbaarheid van de acties is ook belangrijk.
Het is de vraag of dan wel de goede mensen worden geholpen. En de afstand die er is: vermogenden vinden de minder vermogenden niet.
We sluiten de waardevolle discussies af met een kort blokje rond de vraag: Waar moeten we morgen mee beginnen?
Hoe kunnen we techwerkers beïnvloeden anders te denken? Werknemers hebben niet altijd inzicht in het effect van het werk dat ze doen. We zouden ze daarbij kunnen helpen. We kunnen inzicht geven in het misbruik van zwakkere groepen. De journalistiek heeft daarbij ook een belangrijke rol te vervullen.
Kunnen we iets dat lijkt op een adblocker maken dat op websites van onethische bedrijven aangeeft dat ze verkeerd bezig zijn?
Agiteren over de manier van zaken doen zou nuttig kunnen zijn. Dat soort naming and shaming kan een Nibud bijvoorbeeld niet doen. We zouden de samenwerking kunnen zoeken met Radar en dergelijke.
We kunnen groepen uitnodigen op een hackathon, direct dingen maken die nodig zijn, en tegelijkertijd het evenement gebruiken om ons verhaal naar buiten te brengen.
We kunnen gidsen maken voor ontwerpers voor standaard formuleringen. Nu heeft elke nieuwe tool als de eerste vraag wat je inkomen is. Dit is moeilijk met als je variabel inkomen hebt. Dus je moet het omdraaien. Scenarios maken, en dat koppelen aan cashflow management. Een dergelijke persoonlijke financiële planningstool voor het precariaat moet democratisch beschikbaar gesteld worden. Daarbij kunnen dan kennisgemeenschappen rond de tools worden opgebouwd, zowel vanuit individueel zoals techwerkers, maar juist ook vanuit organisaties zoals het Nibud. Die zijn cruciaal.
Een mooie afsluiting van een nuttige avond. We praten nog wat na voor we het pand verlaten. En we nodigen uiteraard iedereen uit die zich aangesproken voelt rond een van de benoemde themas daar mee aan de slag te gaan of een groep te vormen.